E-health biedt kansen voor zorgmedewerkers

De Nederlandse regering heeft een bedrag van € 162 miljoen in de begroting opgenomen om de technologische ontwikkelingen in de zorg te versnellen. Het kabinet probeert daarmee te voorkomen dat personeelstekorten onbeheersbaar worden. Emma Pullen en Merijn Bruijnes van het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) verrichtten een verkennend onderzoek naar de relatie tussen verschillende, digitale toepassingen (ook wel: ‘e-health’) en het behoud van professionals in de zorg. Is e-health een gouden vondst? Dat lijkt van zowel het type technologie als de zorgcontext af te hangen. Er zijn in ieder geval kansen waarop ingespeeld kan worden, zegt Emma Pullen.

De Nederlandse gezondheidszorg staat onder toenemende druk. De zorgvraag groeit, onder andere door de stijgende levensverwachting en toenemende vergrijzing. Het zorgaanbod stijgt echter niet met de zorgvraag mee. In 2040 zou, volgens een rapport van de SER, één op de vier werkenden actief moeten zijn in de zorg om de zorgvraag aan te kunnen, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat in deze behoefte voorzien kan worden.

Technologische innovaties en de Nederlandse gezondheidszorg

Beleidsmakers worden geconfronteerd met complexe puzzels als het gaat om duurzame inrichting van het Nederlandse zorglandschap. E-health is een van de mogelijke oplossingsrichtingen om dit vraagstuk aan te pakken. Maar: wat is e-health eigenlijk?

 E-health is een veelomvattend begrip, maar heeft in ieder geval betrekking op het gebruik van internet of technologie ter behoud van of verbetering van de gezondheid en het welzijn van de bevolking, de kwaliteit van zorgdiensten en -resultaten én de efficiëntie en administratieverlichting in de gezondheidszorg. Daarbij kun je denken aan bijvoorbeeld:

  • Digitale communicatieplatformen (die hulpverleners met elkaar verbinden)
  • Gezondheidsapps (waarin medische gegevens worden verzameld of herinneringen voor medicatiegebruik worden gefaciliteerd)
  • Zorgrobots (die ondersteuning voor fysieke taken bieden of een sociale functie hebben)
  • Sensortechnologie (waardoor bijvoorbeeld valgevaar wordt gedetecteerd)

Onderzoekers Emma Pullen en Merijn Bruijnes focussen in hun verkennende onderzoek op een VVT-instelling, een organisatie voor zowel verplegings- en verzorgingstehuizen (intramuraal) als thuiszorg (extramuraal), die gebruik maakt van verschillende e-health technologieën. De zorgprofessionals op de verschillende locaties van deze zorginstelling en in de thuiszorg maken gebruik van eerdergenoemde typen technologieën.

In de extramurale zorg ligt de nadruk op digitale communicatieplatformen, waarmee contact met andere zorgverleners en familieleden van cliënten gefaciliteerd wordt. In de intramurale zorg worden daarnaast bewegingssensoren en robots ingezet. In verblijfsruimten van cliënten brengen sensoren zorgprofessionals op de hoogte bijvoorbeeld op het moment dat een cliënt uit bed stapt en robots zijn aanwezig in de vorm van robotkatten en -honden. Deze robots blijken populair te zijn: op de verschillende locaties zitten cliënten in de gezamenlijke ruimtes te knuffelen en te praten met de sociale robots.

"Bijvoorbeeld een robot-kat vervult een bijzondere functie voor cliënten, stelt Emma Pullen. Het biedt hen warmte, afleiding en gevoelens van geborgenheid. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop professionals naar de inzet van dergelijke technologieën kijken. Voor hen is het van belang dat ze goede zorg kunnen leveren aan cliënten. Als e-health hen daarbij helpt, is dat voor professionals betekenisvol. Tegelijkertijd wijst ons onderzoek uit dat zorgmedewerkers intrinsiek gemotiveerd zijn om het goede te doen voor hun cliënten; dat staat voor hen voorop."

Indirecte effecten op werktevredenheid en autonomie

De onderzoekers concluderen dan ook dat het gebruik van e-health niet direct samenhangt met de wens van professionals om werkzaam te blijven in de zorg. Wel ervaren de voor dit verkennende onderzoek bevraagde zorgprofessionals dat het gebruik van e-health indirect bijdraagt aan die wens, namelijk door een positieve samenhang met de ervaren werktevredenheid en autonomie. Juist werktevredenheid en autonomie zijn van belang voor de wens om werkzaam te blijven in de gezondheidszorg.

Digitale communicatieplatformen, gezondheidsapps en sensortechnologie worden door de professionals gewaardeerd omdat zij volgens hen bijdragen aan de kwaliteit van de zorg en toegang tot informatie. Dit vereenvoudigt hun taken en vergroot hun werktevredenheid. Hoewel zorgrobots in opkomst zijn, herkent slechts een klein aantal respondenten een vergelijkbare uitwerking van deze technologie op hun werktevredenheid.

Het verband met de ervaren autonomie is minder eenduidig. Enerzijds ervaren medewerkers in de zorg daarin een toename, vooral wanneer de technologie de zorgprofessional ondersteunt met informatie via digitale communicatieplatformen of de mogelijkheid biedt om taken te prioriteren, bijvoorbeeld dankzij sensoren. Anderzijds geven enkele zorgprofessionals aan ook zonder e-health zelfstandig te kunnen werken. Daarnaast ervaren sommige zorgprofessionals juist minder autonomie op het moment dat e-health wordt gebruikt, bijvoorbeeld omdat familieleden van cliënten mee kunnen lezen met rapportages via digitale communicatieplatformen.

Een eerste inventarisatie van ervaringen van zorgprofessionals

Dat het gebruik van e-health een positieve bijdrage kan leveren aan de wens van zorgprofessionals om in de zorg werkzaam te blijven, wordt door de bevindingen van Pullen en Bruijnes dus genuanceerd. De meerwaarde van zorgtechnologie moet niet worden overschat, concluderen zij. Het type e-health en de context waarin dit wordt geïmplementeerd lijken al met al van invloed op de ervaringen van zorgprofessionals. Het is dus belangrijk e-health niet als containerbegrip te gebruiken, maar goed te kijken naar de impact van specifieke toepassingen.

Het onderzoek van Pullen en Bruijnes diende als eerste verkenning van het terrein, en kende een aantal beperkingen. Omdat de studie is verricht bij één VVT-instelling dient deze gezien te worden als een inventarisatie van ervaringen van zorgprofessionals rondom verschillende e-health-toepassingen, met inachtneming van mogelijk andersoortige ervaringen in overige zorginstellingen. Grootschalig(er) onderzoek kan uitwijzen hoe de ervaringen van de respondenten in dit onderzoek zich verhouden tot de belevingen van zorgprofessionals in andere zorginstellingen. Hier pleiten de onderzoekers dan ook nadrukkelijk voor.

"De vraag blijft: is e-health nu een gouden vondst of niet? ‘De toekomst zal het uitwijzen, zegt Pullen, maar er zijn in ieder geval kansen waarop ingespeeld kan worden. We zullen op zoek moeten naar creatieve manieren om de zorg de komende jaren te laten functioneren. De betekenis van digitale toepassingen daarin zullen we door de tijd heen, en op verschillende plekken, verder moeten verkennen."

Bron: Universiteit Utrecht